Stoïcisme boek 27 | De stoïcijnse kijk op rijkdom en bezit
Rijkdom kan schitteren als een zon op een ijzige dag, uitnodigend en ongrijpbaar. Het belooft je zekerheid, vrijheid, geluk. Alsof het alles kan oplossen. Maar hoe vaak – wanneer je het eindelijk hebt – voelt het leeg, alsof het niets meer is dan een glans op een ruw oppervlak?
De stoïcijn Seneca wist wat rijkdom was. Toch, en juist misschien wel daarom, waarschuwde hij voor haar valkuilen. “Rijkdom is niet het hebben van veel, maar het verlangen naar weinig.”, schreef hij. En hiermee maakt hij duidelijk dat stoïcisme niet draait om bezit, maar om beheersing. Het gaat er niet om wat je hebt, maar om wat je nodig hebt.
Je kijkt om je heen, naar de spullen die zich hebben verzameld en opgestapeld. De kleding die je nauwelijks draagt, de gadgets die je nauwelijks gebruikt. Hoeveel van dit alles draagt werkelijk bij aan een waardevol leven? Hoeveel weegt als ballast waar je eerder last van hebt, dan dat het je iets oplevert?
Buiten beweegt de wereld zonder jouw tussenkomst. De bomen dragen niets meer dan hun takken, en toch staan ze stevig, klaar voor elke windvlaag. Misschien is dat wat stoïcisme je leert: dat rijkdom niet zit in meer, maar eerder in minder. In de ruimte die ontstaat wanneer je stopt met verzamelen en begint met leven.
Je kijkt naar wat je hebt en beseft dat het genoeg is. En dat is wellicht de grootste rijkdom; niet wat je bezit, maar de vrijheid om tevreden te zijn met wat al van jou is.