Stoïcisme boek 20 | Waarom dankbaarheid centraal staat in het stoïcisme
Er is iets vreemds aan dankbaarheid. Het vraagt niet veel, een gedachte misschien, een glimlach naar iets kleins, een zonnestraal, een warm bed, een ademhaling die moeiteloos komt. En toch vergeten we het zo vaak. We haasten ons door de dagen, jagen naar wat nog ontbreekt, terwijl de wereld vol ligt met kleine geschenken die we niet eens zien.
De stoïcijnen zagen dankbaarheid als een kern van het leven. Seneca schreef: “Een wijs man is tevreden met wat hij heeft, hoe klein dat ook mag lijken.” Dit is geen naïeve gedachte, geen oproep om je ogen te sluiten voor wat moeilijk is. Het is een uitnodiging om te kijken, echt te kijken, naar wat al van jou is.
Je zit op de bank. Het is warm en behaaglijk. Buiten blaast de wind door de bomen, een geluid dat niets van je vraagt. Je denkt aan wat je hebt: een dak boven je hoofd, warmte, een lichaam dat nog steeds leeft, ondanks alles. Het is niet perfect, maar het is genoeg.
Dankbaarheid begint klein. Het vraagt niet om grote gebaren, alleen om aandacht. Een moment waarin je stopt, kijkt en bedenkt: dit is goed, dit is genoeg.
De wereld blijft draaien, sneller dan ooit. Jij vindt een plek waar de tijd even stilstaat. En in dat moment weet je, er is veel te verliezen, maar ook veel om dankbaar voor te zijn.