Stoïcisme boek 17 | Waarom in stoïcisme zelfdiscipline centraal staat
Discipline klinkt hard, als een zweep die klapt. Het roept beelden op van offers, van dingen die je moet laten, van strengheid. Maar discipline kan ook iets heel iets anders vertegenwoordigen, iets zachters. Discipline is in stoïcisme een keuze, geen dwang. Een richting.
De stoïcijnen waren er juist van overtuigd dat zelfdiscipline de basis is van vrijheid. Epictetus zei: “Niemand is vrij die niet over zichzelf heerst.” Vrijheid is niet doen wat je wilt, wanneer je maar wilt. Vrijheid is weten wat juist is, en ervoor kiezen om dat te doen, zelfs als de wereld je uitnodigt om met allerlei andere zaken bezig te zijn.
Je denkt aan de momenten waarop je hebt toegegeven aan gemak, aan verlangen. Hoe vaak voelde dat als vrijheid, terwijl het je in werkelijkheid gebonden hield? Hoe vaak heeft een impuls je iets gegeven dat minder waard was dan wat je ervoor opgaf?
De dag beweegt langzaam, de lucht vol grijze wolken die niets beloven. Je herinnert je een dag waarop je sterker was, waarop je niet toe gaf aan wat makkelijk was, maar koos voor wat juist voelde. Die momenten zijn klein, maar ze bouwen iets op, iets stevigs, iets dat blijft.
Zelfdiscipline is geen vijand. Het is een vriend die je vraagt wie je wilt zijn. Niet morgen, niet volgend jaar, maar vandaag. En in die keuze ligt een vrijheid die groter is dan wat de wereld je ooit kan bieden. Je ademt in en weet: ik kies. Vandaag kies ik.