Stoïcisme boek 12 | De stoïcijnse weg naar geluk
Wat is geluk? Een vraag die is ingebed in zachtheid, maar diep raakt. Is het een doel, een plek waar we aankomen na jaren van streven? Of is het een gevoel, vluchtig als de wind, dat komt en gaat zonder waarschuwing?
De stoïcijnen dachten er her hunne van. Voor hen was geluk geen toeval, geen lot, het was een keuze. Marcus Aurelius schreef hierover: “Het geluk van je leven hangt af van de kwaliteit van je gedachten.” Maar wat betekent dat? Hoe worden gedachten een weg naar geluk?
Volgens het stoïcisme door deugd. Het woord voelt ouderwets, bijna stoffig. In die eenvoud ligt wel de kern van stoïcisme: eerlijkheid, moed, rechtvaardigheid, zelfbeheersing. Geluk gaat niet over vinden wat je wilt, maar over doen wat juist is. Niet afhankelijk zijn van wat buiten je ligt, maar leven volgens je eigen waarden.
Je denkt aan de keren dat je geluk zocht in ‘dingen’, zoals geld, succes, applaus. Het kan zijn dat het voelde alsof je handen vol zand vasthield, zand dat steeds sneller verdween. Kijk naar de wereld om je heen. De lucht boven je hoofd, de adem in je longen, het moment dat zich ontvouwt zoals het moet. Misschien is geluk niet iets wat je grijpt, maar iets wat je wordt.
Handelen naar je waarden. Deugd. Het klinkt wellicht simpel, maar het vraagt moed. De moed om te kiezen voor wat telt, zelfs als het moeilijk is, ook als niemand kijkt. En ergens, tussen die keuzes, wacht het geluk op jou. Niet als beloning, maar als gevolg van een leven dat klopt met wie je bent.